Vernietigd bij arrest van de Raad van State nr. 52260 van 16/03/1995 Dit besluit kon vanaf 06/10/1994 niet meer toegepast worden omdat het op een onwettige manier was tot stand gekomen. Zie het arrest van de Raad van State nr. 49457 van 06/10/1994, waarin o.a. wordt overwogen : "...dat immers,..., VLAREM II - ... - onwettig is, en wel om de hierna volgende redenen : luidens artikel 3, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State dienen, "buiten het met bijzondere redenen omklede geval van hoogdringendheid", de ontwerpen van reglementaire besluiten aan het met redenen omklede advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State te worden voorgelegd. In de aanhef van VLAREM II, waarvan het ontwerp inderdaad niet voor advies aan de Raad van State is voorgelegd, wordt die hoogdringendheid gemotiveerd als volgt : "Overwegende dat het ter bevordering van de duidelijkheid en de doorzichtigheid van de algemene en per categorie van inrichtingen geldende voorwaarden, het dringend noodzakelijk is de bestaande op de als hinderlijk ingedeelde inrichtingen van toepassing zijnde milieureglementeringen te coördineren en actualiseren alsmede aan te passen overeenkomstig de regels van de Raad van de Europese Gemeenschappen; dat het daarenboven dringend noodzakelijk is algemene en per categorie van inrichtingen geldende voorwaarden uit te vaardigen, inzonderheid met betrekking tot de louter meldingsplichtige hinderlijke inrichtingen ingedeeld in de derde klasse". In die considerans wordt het hoogdringend karakter van het besluit dus verantwoord door de overweging dat het dringend noodzakelijk is de reglementering in kwestie tot stand te brengen, zonder dat dit motief evenwel concreet wordt gepreciseerd zodat de considerans eerder een cliché dan een met substantiële gegevens omklede redengeving is. Daarenboven moet worden vastgesteld dat het besluit, genomen op 7 januari 1992, pas in het Belgisch Staatsblad van 14 december 1992 werd bekendgemaakt, wat eveneens in tegenspraak komt met de ingeroepen urgentie; "