Art. 37: dit artikel geeft machtiging aan de Regering om de regels aan te nemen tot volledige of gedeeltelijke opheffing van de reglementering betreffende de activering van de uitkeringen en van de reglementering betreffende de verminderingen van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid die vastgesteld worden naargelang de kenmerken die eigen zijn aan de werknemers, als bepaald in: 1° het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurige werkzoekenden; 2° het koninklijk besluit van 29 maart 2006 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ter bevordering van de tewerkstelling van laaggeschoolde of erg laag geschoolde jongeren; 3° het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma’s; 4° het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen; 5° de artikelen 78ter, 129bis tot 129quater, 131, 131quater, 131quinquies, 131septies tot 131nonies, van het koninklijk besluit van 25 november 1991; 6° het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen.